Zondag 8 december 17:00

Vragen bij de NGB-preek

1. Voor de kinderen:
– Wat is er met het Kerstfeest gebeurd?
– Waarom is dat zo bijzonder?
– Was het Kerstfeest een verrassing, of had iedereen het kunnen weten?
– Wie/wat zagen Maria, Jozef, de herders toen zij in de kribbe keken?
– Hoe wisten zij dit zo zeker?
– Wat betekent de naam ‘Immanuël’?
– Noem eens wat voorbeelden waaruit blijkt dat Jezus écht God is. En voorbeelden waaruit blijkt dat Hij tegelijk écht mens is.

2. Voor de jongeren:
– Waarom is het heilsfeit dat God mens is geworden ‘gewoon’ en ‘wonderlijk’ tegelijk?
– Wat heeft het je te zeggen dat Gods Zoon niet alleen mens is geworden, maar daarbij ‘de gestalte van een dienstknecht/slaaf heeft aangenomen’?
– Waarom is het – voor jou! – van belang dat Jezus niet alleen een echt menselijk lichaam heeft, maar ook een echte menselijke ziel?
– Maakt het uit of we de maagdelijke geboorte uit Maria wel of niet belijden? Waarom?
– Waarom moet de Zaligmaker, Jezus Christus, God én mens tegelijk zijn?
– Wat zie je van Zijn God-zijn en van Zijn mens-zijn in de éne Heere, Jezus Christus?
– Kan/mag je Zijn God- en Zijn mens-zijn van elkaar scheiden? Waarom wel/niet?

3. Wat betekent het voor u dat Gods Zoon ‘een ware menselijke natuur, met al haar zwakheden’ heeft aangenomen?
4. Wat verliezen we als we de ‘ketterij’ (dwaling) van de wederdopers geloven, dat Christus geen menselijk vlees heeft aangenomen van Zijn moeder Maria?
5. Mediteer eens wat over de naam ‘Immanuël’, en probeer eens nadruk te leggen op elk van de drie woorden van de betekenis. Gód … met ons. God mét ons. God met óns. Wat heeft ‘Immanuël’ u dan te zeggen, en voor u te betekenen?
6. De kerk heeft op het concilie van Chalcedon in het jaar 451 beleden dat de twee naturen van Christus (God en mens) ‘onvermengd en onveranderd’ en ‘ongescheiden en ongedeeld’ zijn. Wat belijden we hiermee? En waarom?
7. Hoe verhouden het ‘onafscheidelijk verenigd en samengevoegd’ zijn van de Persoon van de Zoon met de menselijke natuur zich met het ‘maar elke natuur (de goddelijke en de menselijke) haar onderscheidene eigenschappen behoudende’?
8. Welke gevolgen heeft het voor u (voor uw zaligheid) als Christus’ God-zijn en Zijn mens-zijn als water en wijn helemaal in elkaar opgaan?
9. Welke gevolgen heeft het voor u (voor uw zaligheid) als Christus’ God-zijn en Zijn mens-zijn als water en olie los van elkaar blijven?