Zingen op zondag 17-11
Amazing grace, how sweet the sound
That saved a wretch like me
I once was lost, but now I’m found
was blind, but now I see
‘Twas grace that taught my heart to fear,
And grace my fears relieved.
How precious did that grace appear
The hour I first believed.
When we’ve been there ten thousand years
Bright shining as the sun,
We’ve no less days to sing God’s praise
Than when we’ve first begun.
1 Ontwaak, gij die slaapt en sta op uit de doôn!
En Christus zal over u lichten!
Zoo wekt u, zoo dringt u, als Broeder, Gods Zoon,
Eer Hij u als Rechter komt richten.
Ontwaak en sta op! het gevaar is zoo groot:
Wie kiest, o verdwaasde! voor ’t leven den dood?
3 Sta op uit de dooden, o zondaar! en leef!
Dat Christus ook over u lichte!
Sta op uit de dooden, o zondaar! of beef
Voor God en het jongste gerigte!
Nog wekt u de Heiland, en nog is er raad;
Sta op uit de dooden! ’t Is spoedig te laat.
4 Welzalig de vrome, die wandelt in ’t licht,
Door Christus den doodslaap ontrezen;
Hoe vaak hier de dag voor de duisternis zwicht,
’t Zal nimmermeer nacht voor hem wezen.
Ontwaak, gij die slaapt en sta op uit de doôn!
Zoo spreekt van den hemel uw Heiland, Gods Zoon.
In de nacht van strijd en zorgen
kijken wij naar U omhoog,
biddend om een nieuwe morgen,
om een toekomst vol van hoop.
Ook al zijn er duizend vragen,
al begrijpen wij U niet,
U blijft ons met liefde dragen,
U die alles overziet.
U geeft een toekomst vol van hoop;
dat heeft u aan ons beloofd
Niemand anders, U alleen,
leidt ons door dit leven heen.
U heeft ons geluk voor ogen.
Jezus heeft het ons gebracht.
Mens, als wij, voor ons gebroken
in de allerzwartste nacht.
U geeft een toekomst vol van hoop
dat heeft u aan ons beloofd
Niemand anders, U alleen,
leidt ons door dit leven heen.
U bent God, de Allerhoogste,
God van onbegrensde macht.
Wij geloven en wij hopen
op het einde van de nacht
U geeft een toekomst vol van hoop;
dat heeft U aan ons beloofd
Niemand anders, U alleen,
leidt ons door dit leven heen
Eens zal op de grote morgen
Klinken het bazuingeschal.
Dan zal Jezus wederkomen
Als de Rechter van ‘t heelal.
Wie zal op die grote morgen
Buigen voor die Majesteit?
Wie zal op die grote morgen
Vluchten voor die Heerlijkheid,
Eens zal op de grote morgen
‘t Mensdom zwijgen, eind’lijk stil
Dan zal Jezus Christus vragen;
Wat deed u om Mijnentwil?
Wie zal op die grote morgen
Buigen voor die Majesteit?
Wie zal op die grote morgen
Vluchten voor die Heerlijkheid,
Eens zal op de grote morgen
Jezus’ macht worden erkend
Dan zal ieder mens beseffen
Dat Gods Woord geen leugens kent!
Wie zal op die grote morgen
Buigen voor die Majesteit?
Wie zal op die grote morgen
Vluchten voor die Heerlijkheid,
Eens zal op de grote morgen,
Blank en bruin worden vereend
Kleur of ras is niet belangrijk,
maar Gods gunst aan ons verleend!
Wie zal op die grote morgen
Buigen voor die Majesteit?
Wie zal op die grote morgen
Vluchten voor die Heerlijkheid.
Zoekt eerst het koninkrijk van God,
en Zijn gerechtigheid.
En dit alles ontvangt u bovendien.
Hallelu, halleluja.
Halleluja, halleluja. (2x)
Bidt en u zal gegeven zijn,
zoekt en gij zult Hem zien.
Klopt en de deur zal voor u open gaan.
Hallelu, halleluja.
Halleluja, halleluja. (2x)
Men kan niet leven van brood alleen,
maar van ieder woord
dat door de Heer’ gesproken wordt.
Hallelu, halleluja.
Halleluja, halleluja. (2x)
Leer mij Uw weg, o Heer,
leer mij Uw weg.
Schenk van Uw kracht mij meer,
leer mij Uw weg.
Houd mij in evenwicht,
dat ‘k voor Uw aangezicht,
wandel in ‘t volle licht,
leer mij Uw weg.
Als vrees soms ‘t hart benauwt,
leer mij Uw weg.
Als zorg mijn dank verflauwt,
leer mij Uw weg.
Help mij in vreugd en pijn,
noodweer of zonneschijn
steeds blij in U te zijn,
leer mij Uw weg.
Hoe ook mijn toestand wordt,
leer mij Uw weg.
‘t Leven zij lang of kort,
leer mij Uw weg.
Is dan mijn loop volbracht,
vrees ik geen dood of macht,
daar mijn ziel U verwacht,
leer mij Uw weg.
Wat ook dit leven brengt,
Hij is nabij.
‘t Zij ‘t vreugd of droefheid schenkt,
Hij is nabij.
Hoe sterk ook satans macht,
Jezus geeft licht en kracht
ieder, die Hem verwacht;
Hij is nabij.
Alzo lief had God de wereld,
alzo lief had God de wereld,
de wereld, de wereld,
God had de wereld lief.
Dat Hij aan ons heeft gegeven,
dat Hij aan ons heeft gegeven,
gegeven, gegeven,
zijn ééngeboren Zoon.
Opdat ‘n ieder die gelooft,
opdat ‘n ieder die gelooft,
een ieder, een ieder,
het eeuw’ge leven heeft.
O, Heere onze God, hoe groot van waarde
hoe heerlijk is Uw Naam op heel de aarde
U hebt, o God Uw hoge Majesteit
ver boven al de heem’len uitgebreid
Als ik ’t heelal betrek in mijn beschouwen
een wonderwerk geen mens die dat kan bouwen
de maan, de sterren door Uw hand gesteld
een weerlicht dat Uw heerlijkheid vertelt
Dan moet ik toch wel vol verwond’ring vragen
‘wat is de mens, dat U hem nog wil dragen
Dat U hem nog gedenkt en ’s mensenzoon
Op aard’ bezoekt vanuit Uw hemeltroon?’
O Heere, onze Heere God almachtig
hoe wonderbaar, hoe heerlijk en hoe krachtig
hoe groots hebt U Uw eer gelegd in ’t stof
het aardrijk draagt Uw Naam en zingt Uw lof